Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers
Artikel 137
1
Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de belanghebbende wordt aan de weduwe of weduwnaar een bedrag uitgekeerd gelijk aan de uitkering eventueel vermeerderd met de kinderbijslag voor het eerste en tweede kind waarop de belanghebbende ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet op de dag van het overlijden recht had, over een tijdvak van drie maanden.
2
Laat de overledene geen weduwe of weduwnaar na, dan geschiedt de uitkering van het in het eerste lid bedoelde bedrag ten behoeve van de minderjarige kinderen tot wie de overledene in familierechtelijke betrekking stond, of minderjarige kinderen waarover de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering van het in het eerste lid bedoelde bedrag indien de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broeders of zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.
3
Laat de overledene geen betrekkingen, als bedoeld in het eerste en tweede lid na, dan wordt het aldaar bedoelde bedrag geheel of ten dele uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien zijn nalatenschap voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
Vervanging
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.